Dit noemen we valse positieven (‘false positive’). Dit wordt over het algemeen veroorzaakt door omgevingsfactoren zoals wind (bewegende takken), zonnestraling, neerslag, maar ook (overvliegende) insecten. Echter kan het ook zo zijn dat het detectieveld breder is dan het zichtveld of dat je te maken hebt met een te trage detectiesnelheid, waardoor een dier wel door de sensor wordt waargenomen maar niet op het beeld staat. Sommige wildcamera’s bieden de mogelijkheid om de gevoeligheid aan te passen. Met een hoge gevoeligheid maximaliseer je het detectievermogen van de PIR sensor en worden de meeste kleine, bewegende temperatuurverschillen met de omgeving gedetecteerd. Dit is wellicht ideaal voor het vastleggen van kleinere zoogdieren die minder warmte uitscheiden, maar leidt over het algemeen ook tot veel valse positieven. Met een lagere gevoeligheid voorkom je dat je onnodig veel beeldmateriaal krijgt komt. Dit komt met name goed te pas bij het vastleggen van grotere zoogdieren.

Tips:

• Houd rekening met de stand van de zon. Een noordelijke positie zorgt ervoor dat de wildcamera niet direct door het zonlicht wordt beïnvloed.
• Zorg dat het detectieoppervlak vrij is van verstorende objecten, zoals hoge vegetatie, takken en bladeren.
• Wees bewust van de grootte van het detectie- en zichtveld van de wildcamera.
• Houdt bij het bepalen van de gevoeligheid rekening met (omgeving)factoren (diersoort, seizoen, weersvoorspelling, landschap etc.) die de detecteerbaarheid van de sensor beïnvloeden.