Over-/onderbelichting is een veelvoorkomend probleem bij het gebruik van wildcamera’s, waardoor de camerabeelden slecht te interpreteren zijn. Om over-/onderbelichting te begrijpen, moeten we de werking van de flits begrijpen. De flits past zich namelijk automatisch aan de omgeving en tot het dier dat in beeld is. Zo kan het zijn dat een overhangende tak (of ander object in de omgeving) de aandacht van de flits opeist en de flits dus niet meer juist is ingesteld op de afstand van het gewenste dier en deze dus onderbelicht raakt. Zorg bij het plaatsen van je wildcamera ervoor dat er voldoende vegetatie (structuur) aanwezig is in het beeldveld waarop het flitslicht zich kan weerkaatsen en dat er geen verstorende objecten aanwezig zijn. Kies je een locatie met totaal geen structuur op de achtergrond, of waarbij de camera in het open veld iets omhoog gericht staat, dan zullen de beelden erg donker uitvallen.

Daarbij bieden vele wildcamera’s de optie om de intensiteit van de flits vooraf in te stellen (low – medium - high), zodat u voorafgaand rekening houdt met de nabijheid van het dier en daarmee overbelichting voorkomt. Wél kan het zo zijn dat een dier dusdanig dichtbij de wildcamera verschijnt dat overbelichting niet te voorkomen is. Ook hier kunt u bij het plaatsen van de wildcamera deels rekening mee houden of kunt u desnoods de flits zelf deels bedekken met semi-ondoorzichtige tape.